Het proces van mandenvlechten

Mandenvlechten is een uniek ambacht waarbij men met specifieke vlechttechnieken manden met verschillende vormen en functies maakt. Hiervoor gebruikt men wilgentakken, ook wissen of tenen genoemd.

Wissen worden gekweekt op een wissenveld. In de herfst, na het vallen van de blaadjes, worden de éénjarige takken geoogst. Deze worden gesorteerd per lengte, in bundels gebonden en gedroogd. Na enkele weken zijn de wissen klaar voor het mandenvlechten.

Afhankelijk van welke mand men wil vlechten, heeft men wissen nodig van bepaalde lengtes. Grotere manden vlecht men met langere wissen, kleine met kortere. Maar niet alleen de lengte, ook de dikte van de wissen is belangrijk. Voor het vlechten van een mand zal men dus uit de specifieke lengtebundels de wissen met de juiste dikte sorteren. Langere en dikkere wissen worden bijvoorbeeld gebruikt voor de opstaande ‘staken’, kortere en dunnere wissen voor de ‘inslag’. Na de selectie van de wissen worden deze ten minste één week te week gelegd in water. Zo worden ze terug soepel en geschikt om mee te vlechten.

Bij het vlechten van een mand begint men met de bodem. Vlecht men een ronde of ovale mand, dan gaat men eerst dikke, korte wissen, geknipt op de juiste lengte afhankelijk van de diameter van de bodem, de stekken, op een bepaalde manier in elkaar schuiven. Dit ‘kruis’ vormt de basis van de bodem. Tussen de stekken wordt gevlochten met dunne inslagwissen om de bodem te vormen.

Als de bodem klaar is, sorteert men de staken. Deze worden aangepunt en aan weerszijden van een stek in het vlechtwerk gestoken. Men heeft dus in de regel evenveel staken nodig als 4 keer het aantal stekken. De staken, die nu uit de bodem steken als stralen van de zon, worden opgeprikt. Men prikt met de punt van een mes in de staak, daar waar ze uit de bodem komt, en plooit ze opwaarts. De staken worden vastgebonden en de vorm van de mand wordt al min of meer duidelijk.

Nu begint men te vlechten aan de opgerichte wanden van de mand. Als eerste vlecht men een kim. Deze kim wordt met twaalf wissen gevlochten, per drie wissen en elke wis telkens voor twee en achter één staak. De kim heeft een verstevigende en vormgevende functie.

Na de kim vlecht men de inslag. Deze wordt gevormd door wissen die tussen staken worden gevlochten vanaf de kim tot aan de volgende kim onder de boord. Deze inslag kan men vlechten op verschillende manieren met verschillende vlechtpatronen tot gevolg. Voorbeelden van inslag zijn Franse eer, Hollands eer, zigzagvlecht, matten, ezelsvlecht… .

Als de juiste hoogte bereikt is, volgt nog een kim. Deze keer wordt (meestal) een kim gevlochten met 4 keer 4 wissen en elke wis wordt telkens voor 2 en achter 2 staken gelegd. Deze kim houdt de mand in de beoogde vorm en biedt stevigheid aan de mand.

Tot slot wordt de boord gevlochten. Hiervoor worden de staken platgelegd en op een bepaalde manier vervlochten. Ook hiervoor kan men verschillende technieken gebruiken.

Vaak worden er nog een hengsel of oren aan de mand gevlochten. Eventueel wordt een deksel gemaakt en aan de mand bevestigd.

Mandenvlechten vroeger en nu

Vroeger zag je overal manden: voor het transporteren van voedingsmiddelen, dieren, textiel, voor het verzamelen van fruit, groenten, bessen, vis, voor het bewaren van materiaal enzovoort. Ondertussen zijn daar vaak goedkopere, machinaal geproduceerde alternatieven voor ontwikkeld. Men zag mandenmakers overal, maar Dilsen-Stokkem aan de Maaskant en Bornem aan de Schelde waren gekend om hun vele en goede mandenmakers. Zowel in Bornem (De Zilverreiger) en in Dilsen-Stokkem (De Wissen) is er nu een vlechtmuseum.

Elke type mand werd vroeger volgens een bepaalde werkwijze gevlochten. Dat deden ze omdat de verschillende types manden specifieke functies hadden en ook in grote aantallen werden geproduceerd. Vandaag is er meer vrijheid en creativiteit in het mandenmaken. Creativiteit wordt geapprecieerd en aangemoedigd. In onze moderne tijden zijn de functies voor een groot stuk overgenomen door objecten in andere materialen zoals plastic en karton. Daardoor is de focus van het vlechtwerk vaak verschoven naar het esthetische aspect. Als mandenvlechter kan je blijven leren over technieken en soorten manden. Ook zijn er samenwerkingen met designers. Het ambacht evolueert, maar de basisvlechttechnieken blijven het uitgangspunt.

Mandenvlechter Ann

Ann Vrancken is één van de weinige mandenvlechters in de Kempen. Van 1996 tot 2001 woonde Ann in Denemarken. Daar is haar passie voor het mandenvlechten ontstaan. In 1999 vlocht ze haar eerste mand tijdens een cursus. Terug in België pikte ze de draad weer op. Zo volgde ze talloze cursussen bij verschillende lesgevers. Ann is door deze passie, kennis en toewijding een Erkend Ambachter.

Het ambacht van het mandenmaken was nagenoeg vergeten, maar momenteel groeit de interesse opnieuw. Dat kan je merken aan de grote interesse voor de cursussen die Ann geeft.

Meer info

www.immaterieelerfgoed.be

Foto’s en bijdrage: Ann Vrancken – www.ullewanne.be