Van 1918 tot 1978 produceerde de familie Vermosen limonade. René Vermosen en zijn vrouw Julie Puttemans startte in de jaren 1920 een nieuwe limonadefabriek met de naam Rita.  René woonde in de Smidstraat net zoals zijn vader Philip Vermosen, een voormalig meubelpolierder die zelf al handelaar was in limonade. Het was een passie die voortging van vader op zoon. De limonadefabriek stelde nog niet al te veel voor in die tijd. Alles gebeurde met de hand. Alleen voor het vullen van de flesjes was er een eenvoudige machine.

De limonadebereiding

Het bereidingsproces startte met het reinigen van de flesjes door ze in een heet bad met bijtmiddel te dompelen. De flesjes werden manueel proper gemaakt met een klein borsteltje. Al snel gebruikte men hiervoor een machine met mechanische, ronddraaiende borsteltjes. Na het reinigen van de flesjes begon de eigenlijke fabricage. Eerst maakte men een zwaar gesuikerde, waterige oplossing. Hiervoor gebruikte men een groot koperen vat met ongeveer in het midden een rooster en onderaan voorzien van een aftapkraan en een peilglas. Op het rooster werden blokken suiker geplaatst die men wou oplossen. Het gebruikte suiker was kristalsuiker van Tienen (‘cristallisé’). Vervolgens vulde men het vat bovenaan met warm water. De eerste doorloop werd terug in hetzelfde koperen vat gebracht om nog meer suiker op te lossen. Bij de volgende aftap werd de sterkte van de suikeroplossing gemeten met behulp van een densimeter. Afhankelijk van dat resultaat werd er water of suiker toegevoegd tot de oplossing op punt stond.

De bekomen suikeroplossing werd afgelaten in een grote stijnen pot. Vervolgens voegde men smaakstof en citroenzuur toe. De smaakstof werd geleverd door de Brusselse firma Tillekens.  Door te roeren bekwam men een homogeen mengsel, een concentraat waarvan de samenstelling het geheim was van de limonadefabriek. Alleen de baas of een zeer betrouwbaar personeelslid stond in voor de opmaak van de potten. Van het concentraat in de stijnen pot werd dan ongeveer 4 cc in elk klein flesje gebracht. Het flesje werd op de afvulmachine geplaatst en automatisch aangevuld met water en CO2. De flesjes werden afgesloten met een glazen knikker. Door de druk van het CO2 werd de knikker tegen een rubberen ring in de flessenhals geperst en zo werd het flesje afgesloten. Het gevulde flesje werd met de hand uit de machine genomen en in bakken gezet. In de beginjaren maakte de firma alleen maar ‘witte’ limonade.

Nieuwe fabriek en nieuwe fabricatie

Na enkele jaren begon de oude fabriek stilaan te klein te worden. In de zomer wanneer de vraag naar limonade het grootste was, moesten ze vaak langer werken en met meer personeel. Het werd in de kleine ruimte veel te warm, zelfs met open ramen en deuren. De slechte werkomstandigheden waren niet langer houdbaar.

Uiteindelijk werd in 1938 achter de oude fabriek een heel nieuwe fabriek opgericht. Deze was veel moderner en innovatiever. Wat vroeger met de hand werd gedaan, gebeurde steeds meer met machines. Zo was er een soort chauffage ketel die zorgde voor het nodige warme water. Het spoelen van de flesjes werd verder geautomatiseerd. Dat gebeurde door met een zogenaamde carrousel, een machine met een capaciteit van 24 bekken, waarbij men de flesjes automatisch waste met borstels en naspoelde met heet water onder druk. Het inzetten en uitnemen van de flesjes was nog wel manueel. De knikkerafsluiting van de flesjes werd vervangen door een kroonkurk. De nieuwe flesjes werden versierd met een schoonheid uit Spanje, een signoRITA.

Investeringen

In 1943 werd de oude fabriek afgebroken. Op die vrijgekomen ruimte kwamen grote garages. Dat jaar stierf René Vermosen onverwacht en moesten zijn vrouw en 17-jarige zoon Willy de zaak verderzetten.

Na de Tweede Wereldoorlog werd het assortiment limonades verder uitgebreid. Met de bouw van de nieuwe fabriek kwam er al ‘gele’ orangeade bij, maar nu ook ‘groene’ en ‘rode’ limonade. Naast de verschillende soorten orangeades of limonades produceerde men ook tonic en cola.

Fruitsap

In 1960 begon de fabriek ook met het persen en bottelen van fruitsap. Het resultaat was heel lekker maar na enkele dagen begon het fruitsap te verkleuren en kreeg het een weinig smakelijk uitzicht. Om het fruitsap te kunnen conserveren moet men de flessen pasteuriseren of moest er bewaarmiddel worden toegevoegd. Een toestel om te pasteuriseren was een te grote investering in verhouding tot de omzet. En ten opzichte van bewaarmiddelen stond men wantrouwig, omdat het geen natuurlijk product was. De fruitsapbereiding werd stopgezet.

Moderniseren

In 1968 was het tijd om grondig te moderniseren. Er waren nieuwe praktische en helemaal automatische machines ontstaan. Zo werd er een volledig automatische spoelmachine geïnstalleerd. De stijnen potten waren voorzien van een kraantje onderaan om alles vlotter te laten verlopen. Het vullen van de doseermachine verliep zo efficiënter. Er kwamen ook nieuwe grotere flessen bij met het wapenschild van Berlaar op.

 Het einde

In 1978 kwam er onder druk van de grote water- en limonadefabrikanten een maatregel die bepaalde dat de sluiting van de grote flessen langs buiten moest gebeuren in plaats van langs binnen. De reden was dat dit hygiënischer zou zijn. Voor Rita-limonade betekende dit een zware investering in een nieuwe stopmachine en flessen. Daarom stopten ze met de fabricage van hun frisdranken en begonnen ze een depot voor bieren en frisdranken.